Overslaan en naar de inhoud gaan
Documentnummer 2649-136, laatst bijgewerkt op 3 april 2023, periode 1718

26 februari 1718

Vindplaats van het origineel

Tilburg, Regionaal Archief Tilburg, toegangsnummer 2649, Charterverzameling Geertruidenberg en Raamsdonk, inv. nr. 136.

Samenvatting oorkondetekst

Akte waarbij de Staten van Holland en Westfriesland aan Raamsdonk octrooi verlenen voor het wegnemen van oude dijken en het leggen van een nieuwe dijk.

Transcriptie

De staaten van Hollandt ende Westvrieslandt, doen ǁ [te] weeten, alsoo ons vertoont is bij schout en gereghten van Raamsdonck, dat t zeedert vier jaaren herwaarts, door de ǁ hooge vloeden, de dijcken seer beschadight, veele doorbraecken geweest, en grontgaaten gevallen waaren, tot zeer groote ǁ en merckelijcke schaade van het voors. dorp, en desselver in en op geseetenen, dat op den 1e deeser maandt september 1717 het ǁ Godt almaghtigh behaaght hadde, het voors. dorp te besoecken, met een soo hoogen en swaaren waatervloet, als bij s'menschen ǁ geheugen noijt was geweest door het welcke in den dijck, om den ouden polder was gevallen een considerabel grontgat, ter leng ǁ te van 16 à 17 roeden, wijt 24 a 25 roeden, diep 28 voet, door welcke vloet ook was weghgespoelt de nieuwe steene sluijs, en het gehee ǁ le dorp geinundeert, en tot overgroote schaade geheel onder waater gebleeven was, dat het voors. grondt gadt irreparabel weesende ǁ tot het aldaar weder leggen van een dijck, gelijck ook daar aan en neeven waaren leggende seer veele kromme en seer sleghte dijcken ǁ de welcke vermits het gebreck van aarde, niet wel konden gemaakt worden, dat ook ijder ingelandt gehouden was, sijn dijck voor ǁ [***] hoofts haar landts te moeten maaken, en onderhouden waar door veele irregulariteijten, in hooghte ende dijckse ontrent de voors. dijc ǁ ken wierden veroorsaakt, sijnde het verders onmoogelijck geworden, dat bij de minste vloet, de voors. dijcken, die meest van sant ǁ waaren konden werden behouden, dat den voors. dangereusen toestandt, al in't begin van deesen jaare sijnde bespeurt, waaren ǁ de supplianten alsdoen, al van gedaghten geworden, alle de voors. quaade en krommen dijcken wegh te neemen ende een nieuwen regten ǁ dijck van goede spijse te doen leggen, dogh vermits alle de voors. landen, dewelcke van haare dijcken soude werden ontlast, inde ǁ kosten van dien naar proportie soude moeten contribueeren, hadden het de supplianten als doen met de ingelanden niet wel eens ǁ kunnen werden, dan de wijle de meeste vande selve nu wel soude inclineeren de voors. reghten nieuwen dijck te leggen als souden ǁ de het selven strecken, tot haar, ende des geheelen dorps wel weesen, t welck anders, en buijtendien in gevaar stont, om't eenigertijt ǁ geheel wegh te spoelen, soo keerden de supplianten haar tot ons versoeckende, dat wij haar supplianten geliefden te octroijeeren tot ǁ het leggen van een nieuwen reghten, en weghneemen der oude kromme dijcken, soodanigh en in dier voegen, als de supplianten het ǁ ten meetsen diensten en nutte van t voors. dorp, en voorkoominghe van inundatie souden noodigh, en dienstigh oordeelen, met ǁ authorisatie op de supplianten omme de kromme dijck belast sijnde landen in de betaling der te maaken costen te moogen taxeeren mitsga ǁ ders tot ordentelijck onderhoudt, van den voors. te maaken dijck, op de voors. landen te moogen leggen een schadt geldt, aflosselijck ǁ met den penningh 25 als meede den gemelde te maaken dijck te moogen combineeren met de nieuwe ende oude polder, en wijders daar ǁ ontrent soodanigh te handelen als de supplianten ten meesten nutte van den voors. dorpe, en wel sijn van de polders, in gemoede ǁ souden bevinden te behooren, soo ist, dat wij de saak ende't verscoeck voors. overgemerckt hebbende, ende geneegen weesen ǁ de ter bede van de supplianten naar ingenoomene consideratien, en(de) advis, van onse gecommitteerde raaden uijt onse reghte weetenǁschap, souvraine maght ende authoriteijt, de voors. supplianten hebben geoctroijeert ende octroijeeren haar bij deesen tot het leggen van ǁ eenen nieuwen reghten ende weghneemen der oude kromme dijcken, soodanigh ende in dier vougen, als de voors. supplianten ten mees ǁ ten dienste en nutte van't voors. dorp, ende voorkoominge van inundatie sullen nodigh ende dienstigh oordeelen, authori ǁ seerende de voors. supplianten om mede met dijck belasten landen, in betaalinge, der te maakene kosten te moogen tauxeeren, ǁ mitsgaders tot ordentelijck onderhout van de selve te maaken dijck op de voors. landen te moogen leggen een schat gelt af ǁ losselijck met den penningh vijfentwintight, alsmeede de gemelde te maaken dijck, te moogen combineeren met de nieuwe ǁ ende oude polder, ende wijders daar omtrent soodanigh te handelen als sij supplianten ten meesten nutte van het voors. dorp ende wel ǁ sijn vande polders ingemoede sullen bevinden te behooren, ende lastende allen ende een ijder dien het aangaan magh, hem daar ǁ naar te reguleeren, gedaan in den Haege onder onsen grooten zegele hier aan doen hangen op den sesentwintighsten februǁarij int jaar onses heeren ende salighmaakers seventienhondert en aghtien. ǁ A. Heinsius procureur

In de marge:

Louis Bijll  

Op de pliek:

Ter ordonnantie van de staaten ǁ Simon van Beaumont ǁ

 

Achterkant staart:
Octroij tot ǁ het verleggen ǁ der kromme ǁ dijken 1718 ǁ

 

Dorsale aantekening:
Octrooij van 26 februari 1718 tot het leggen ǁ van een nieuwen regten en wegnemen der ǁ oude kromme dijken.