Geertruidenberg

Wij Joost Bazen Smits en Cornelis van der ǁ Hult scheepenen der stad Geertruijdenberg, certificeeren dat voor ons geǁkoomen en gecompareerd is, Jacobus Pieterse Stoop als in huwelijk hebǁbende Pietronella Janse van Etten, woonachtig onder de Laage Swaluwe, ǁ dewelke verklaarde verkogt te hebben en als nu met vrije gifte over te geeǁven aan en ten behoeve van Adriaan de Bruin marktschipper van deeǁse stad op s' Hage et vise versa, die meede compareerde in koop verklaarde ǁ te accepteeren eene mergen zaaijland geleegen onder de Made in t vierendeel van Breda ǁ belent ten oosten Jan de Laat, ten westen Adriaan Janse van Oorschot, ten zuiden Jan van ǁ der Schoot en ten noorden Gr. arme van de Made, en dat met zodanige vrijdommen ǁ actien en servituiten zo actives als passives als het zelve land hebbende en subject is ǁ volgens de oude brieven en bescheijden daar van zijnde bekennende den verkooper voor ǁ koop en overgifte deeses voldaan en betaald te zijn met eene somma van drie honderd ǁ en thien guldens contant geld geloovende over zulks voornoemd verkogte te zullen vrijen en waaren ǁ jaar en dag na deeser steede vierschaar regt, is belast met eene rente van drie guldens ǁ thien stuivers s'jaars, ten behoeve van t Gasthuis deeser steede, en voorts vrij praeter ǁ s'heeren cijns. ǁ t Oirconde hebben wij scheepenen voornoemd deese met onse gewoone zeegels bezeeǁgelt en is bij den substituut secretaris deeser steede onderteekend den 1 julij 1788 ǁ J. Cop ǁ solvit 40 penningen ǁ X verhooging ǁ

in dorso:

Vestbrief ǁ voor ǁ Adrianus de Bruin ǁ in dato den ǁ 1 juli 1788 ǁ