Overslaan en naar de inhoud gaan
Documentnummer 2324-0002, laatst bijgewerkt op 3 april 2023, periode 1618

12 januari 1618

Vindplaats van het origineel

Regionaal Archief Tilburg, toegangsnummer 2324, Charterverzameling Drimmelen (en Made, Hooge en Lage Zwaluwe en Terheijden), inv.nr. 2.

Samenvatting oorkondetekst

Akte van schuldbekentenis, gepasseerd voor schout en heemraden van Standhazen, door Jan Hendricxz. Mes en Cornelis Claesz. Wan, manhuismeesters te Geertruidenberg, aan Jacomijna [***], weduwe van Adriaen Mathysz. Roelen, van 1334 rijnsgulden vanwege verschuldigde restant kooppenningen voor een stuk land, gelegen in vincken landt te Standhazen.

Transcriptie

Ick Hugo van [Luch]tenberch schouteth inden ambachte van Standthaesen [***] ǁ [***] van Nassau etcetera ende met mij Joost Willems s. van [***] ǁ Johan van [***] heemraders in den selven ambachte doen condt ende [***] ǁ eenen ijegelijcken dat voor ons gecom[en e]nde gecompareert is in sijne propre ǁ persoonen Jan Hendricx z. A[.]rts ende Cornelis Claes z. Wan manhuijsmeesters ǁ der stede Geertruijdenberge kenden ende lijden van wegen het voorschreven ǁ manhuijs wel ende deuchdelijck schuldich te sijne aen Ja[***] ǁ weduwe van saliger Adriaen Mathijs z. Roelen de somme van derthien hondert vierendertich ǁ rinsgulden, van veertich grooten vlaems tstuck boven alnoch eene somme van ǁ vijff hondert gelijcke rinsgulden alnu gereet betaelt ter saecken ende over ǁ coop van een stuck landts groot [***]  morgen oft soo groot ende cleijn als t'selve ǁ gelegen is in Vincken landt onder Standthaesen neffen aenwasch vandien daer ǁ inne sij comparanten ten behoevve vanden manhuijse op huijden datum deses gegift ende ǁ gevest zijn,  gelovende de voorschreven somme van derthien honderdt vierendedertich ǁ rinsgulden te betalen aende voorgen. weduwe oft andere thoondere deses haere ǁ actie oft transpoort hebbende op jaerpaeijen ende termijnen van drie hondert ǁ rinsgulden tsiaers waervan den eersten paeij oft termijn verschijnen ende vervallen ǁ zal van huijden datum deses ende een jaer namentlijck den XIIen januarij ǁ XVIc negenthien, ende soo voorts jaerlijcx drie hondert rinsgulden t'siaers, ǁ totte volle ende effectuele voldoeninge ende betalinge der voors. somme ǁ toe, verbindende daerenvoeren specialicken het voorschreven overgegifte ǁ parcheel landts, ende voorts geeneralijcken henne persoonen ende andere ǁ goederen, roerende ende onroerende jegenwoordige ende toecomende alles sonder ǁ arch ofte listen ende des toirconden, soo hebbe ick Hugo van Lichtenberch ǁ schouteht voors. desen briive ter bede van de heemraders voorn. alsoo sij ǁ egeenen gemeenen segel en gebruijcken (over hen als over mij selven ǁ besegelt met mijnen segel int jaer ons heeren duijsent sesshondert ende ǁ achtien twaelff dagen in januarij ǁ Joost B[..] z. ǁ 1618 ǁ