Tilburg, Regionaal Archief Tilburg, toegangsnummer 2245, Charterverzameling Baarle-Nassau, inv. nr. 27.
5 mei 1780
Uitspraak van de Raad van Brabant in Den Haag over een proces van Johannes Bakx, notaris in Baarle-Hertog, en Johannes en Anna Maria van Breugel, tegen Leendert van Lier, weduwnaar van Maria Catharina van Breugel, over de afwikkeling van de voogdijrekening van de kinderen van de overleden Catarina Verheijen, weduwe van Arnoldus van Breugel. Met exploot van deurwaarder G. Chrijstie dat hij deze uitspraak heeft overhandigd aan Henricus Kamerling, procureur, op 15 juni 1780.
Pro Deo ǁ Edele Achtbaare Heeren ǁ Gerechte der Heerlijkheid Baarle Nassau. ǁ Het mandament van de Edele Mogende Heeren ǁ de eerste praesideerende ende andere raaden, ǁ van den Rade en Leenhove van Braband, en ǁ Landen van Overmaze, geimpetreert bij Leendert ǁ van Lier woonende onder gemelde heerlijkheid ǁ Baarle Nassau, aan het welke deese is annex, heb ik ǁ ondergeteekende deurwaarder van welgemelde Rade ǁ en Leenhove, resideerende te Breda, des versogt ǁ zijnde wegens den impetrant, op den veertienden ǁ junij 1780 behoorlijk naar forme en inhoude geǁexploicteert aan Henricus Kamerling, als ǁ bedienende procureur van, en dit exploict accepteeǁrende voor sijne clienten Joannes, en Anna ǁ van Breugel, en alsoo den impetrant geadǁmitteert, omme te doen zoodanigen versoek als hij ǁ te raaden werden zal, ten einde (voor zoo veel des ǁ noods) werde gereleveert en integrum gerestitueert ǁ van het aangaan teekenen en passeeren, der acte ǁ van liquidatie van dato 19 november 1777, met alle ǁ de gevolgen en aankleeven van dien, soo als breeder en ǁ den mandamente is geexpresseert, waar toe ten deesen ǁ werd gerefereert. ǁ Wijders hebbe den voornoemde Procureur Kamerling ǁ voor de gemelde Joannes en Anna van ǁ Breugel sijne clienten den dag van regten voor ǁ u edele agtbaare geprefigeert, op maandag die ǁ weesen zal den tienden julij 1780, omme daar ǁ iegens te antwoorden, en in der saake en materie ǁ van relief voort te procedeeren als naar behooren ǁ en hem voorts geleeverd copie vant annexe manǁdement, met behoorlijke annotatie van boven geǁmelde beteekenden dag van regten, welke hij ǁ geaccepteert, en daar op geandwoord heeft: Ik heb ǁ de copie ontfangen. ǁ Edele Achtbaare Heeren relateere ǁ het voorenstaande te weesen mijn wedervaaren ǁ Actum Breda den 15e junij 1780 ǁ G. Chrijstie ǁ Deurwaarder ǁ Pro Deo ǁ De eerste preesideerende ǁ ende andere raden van den Rade en ǁ Leenhove van Braband ende landen van ǁ Overmaze, onze lieve ende beminde ǁ die van den gerechte der heerlijkheijd ǁ Baarle Nassau, Saluijt, Wij hebben ontfangen ǁ de supplicatie van Leendert van Lier ǁ wonende onder gemelde heerlijkheijd Baarle ǁ Nassauw innehoudende, dat hij suppliant ǁ gehuwt zijnde met Maria Catharina van ǁ Breugel, door die van den geregte der ǁ heerlijkheijd Baarle Nassau voornoemt in ǁ den jaare 1764 is aangestelt als adminiǁstreerende, als meede Johannes Verheijen ǁ als toeziende voogd over den boedel en ǁ goederen van Catharina Verheijen weduwe ǁ Arnoldus van Breugel, zijnde de moeder ǁ van des suppliants voornoemde huijsvrouw ǁ welke voogdijschap dan ook door den ǁ suppliant en gemelden Johannes Verheijen ǁ in hunne opgemelde respective qualiteijten ǁ tot op het overlijden van gemelde Catharina ǁ Verheijen, is geadministreert geworden. ǁ Dat vervolgens de gemelde Catharina Verheijen ǁ heeft nagelaaten drie kinderen met naame ǁ de gemelde Maria Catharina van Breugel ǁ des suppliants huijsvrouw als mede ǁ Johannes en Anna Maria van Breugel ǁ welke twee laastgemelden als toen nog ǁ minderjarig waaren, dat daarop door die van ǁ den gerechte der heerlijkheijd Baarle Nassau ǁ voornoemd, hij suppliant benevens gemelden ǁ Johannes Verheijen respectivelijk zijnde aangestelt ǁ geworden tot administreerende en toeziende ǁ voogd van gemelde twee minderjarige kinderen ǁ die voogdijschap al wederom door hun is ǁ aanvaard geworden En dese laastgemelde ǁ voogdijschap door den meerderjarigen ouderdom ǁ van gemelde Johannes en Anna Maria van ǁ Breugel in den jaare 1777, sijnde komen te ǁ cesseeren, de suppliant dan ook in zijne ǁ meergemelde qualiteit op de eerste requisitie ǁ van meergemelde Johannes en Anna Maria ǁ van Breugel zig heeft bereijd getoont om op ǁ eene behoorlijke wijze voor die van de gerechte ǁ der heerlijkheijd Baarle Nassauw voornoemd ǁ reekening en bewijs te doen, van zijne ǁ voornoemde voogdije en administratie ǁ dog dat de voornoemde Johannes en Anna ǁ Maria van Breugel den Suppliant van dit ǁ zijn voornemen hebben gedetourneerd en ǁ denzelven gepersuadeert de voorszeide voogdij ǁ reekening te adjusteeren, met zekeren ǁ Johannes Baks, notaris bij den rade ǁ van Braband tot Brussel aangesteld, en tot ǁ Baarle Hertog resideerende welke Johannes ǁ Bakx den suppliant in een herberg hebbende ǁ geroepen van denzelven uijt name van ǁ meergemelde Johannes en Anna Maria ǁ van Breugel heeft afgeijscht alle de ǁ documenten tot zijn suppliants voorszeide adminiǁstratie behoorende, dat de suppliant ǁ alle die voorszeide documenten ter goeder trouwe ǁ aan gemelde Johannes Baks hebbende ǁ overgegeeven, en hij suppliant vervolgens ǁ ten huijze van denzelven ontboden zijnde ǁ ten eijnde quasi, de meergemelde documenten ǁ gezamentlijk te examineeren, dezelve ǁ Johannes Baks daar omtrent ten uijtersten ǁ willekeurig heeft gehandelt door het ǁ grootste getal, der quitantien tot decharge ǁ van den suppliant in zijne opgemelde ǁ qualiteijt strekkende en betaling te ǁ refusereen, zonder dat echter zelfs ǁ daar van eene reekening in behoorlijke ǁ forme, is opgesteld, veel min door den ǁ suppliant onderteekend geworden, als ǁ hebbende deselve Johannes Baks, ǁ alleenlijk voor zig zelfs een kleijn ǁ papiertje gebruijkt om daar op te noteeren ǁ die posten, welken hij voor de meergemelde ǁ Johannes en Anna Maria van Breugel ǁ accepteerde zonder dat de suppliant die ǁ annotatie gezien, veel minder in zulk ǁ eene behandeling geconsenteerd heeft. ǁ Dat eijndelijk de meergemelde Johannes Bakx ǁ den suppliant sijnde een eenvoudig en onkundig ǁ landman in zo verre heeft weten te persuadeeren ǁ dat hij op den 19 november 1777 met en benevens ǁ meergemelde Johannes en Anna Maria van ǁ Breugel te Baarle Hartog voornoemd, heeft ǁ getekend zeekere acte van liquidatie, door ǁ denzelven Johannes Baks in zijnde opgemelde ǁ qualiteit als notaris geformeerd waar bij ǁ zonder eenige voorafgaande specificatie van ǁ ontfangst of uijtgaaf in substantie is ǁ verklaard, dat de suppliant in zijne ǁ meergemelde qualiteit zoude hebben gedaan ǁ behoorlijke reekening, bewijs, en reliqua ǁ van weegens de meergemelde voogdijschap ǁ als mede, dat volgens dezelve preetense ǁ reekening de suppliant bekende, uijt ǁ hoofde van de voorszeide voogdijschap schuldig ǁ te zijn aan meergemelde Johannes en ǁ Anna Maria van Breugel te samen ǁ de somme van sestig guldens en sestien ǁ stuijvers, dat de suppliant terstond na ǁ het teekenen en passeeren der voorgemelde ǁ acte van liquidatie, agterdogt hebbende ǁ opgevat alle de voorszeide documenten tot de ǁ meergemelde voogdijschap behoorende ǁ (welken hij het passeeren der gemelde ǁ acte had terug ontfangen) ter examinatie ǁ heeft gegeeven aan een neutraal en desǁkundig persoon, bij welke examinatie ten ǁ klaarsten is gebleeken, dat wel verre ǁ dat hij suppliant wegens meergemelde ǁ administratie eenige penningen aan ǁ gemelde Johannes en Anna Maria van ǁ Breugel zoude schuldig zijn, hij suppliant ǁ in tegendeel meer had uijtgegeven dan ontfangen ǁ een somma van tweehondert zeventig ǁ guldens vijf stuijvers en 10 penningen. ǁ Dat het zelve aan meergemelde Johannes ǁ en Anna Maria van Breugel als mede ǁ aan meergemelde Johannes Bakx zijnde ǁ onder het oog gebracht dezelve eijndelijk na ǁ veele moeijelijkheeden sijn gepersuadeert ǁ geworden, de voorszeide reekening beneven ǁs de documenten daar toe specteerende, nog ǁ eens nauwkeurig na te zien en te examineeren ǁ dat men dan ook vervolgens ten huijze ǁ van gemelde neutraal persoon, tot die ǁ examinatie overgegaan zijnde, de meergemelde ǁ Johannes Baks wel wederom het ǁ grootste gedeelte der quitantien tot ǁ dezelve reekening behoorende, heeft ǁ gerefuseerd in betaling aan te neemen ǁ dog dat het teffens blijkbaar was, dat, zelfs ǁ volgens die willekeurige manier, van handelen ǁ nog eene aanmerkelijke som van penningen ǁ aan den suppliant zoude competeeren, dat de ǁ voornoemde Johannes Baks, zulx ziende ǁ de geheele voorszeide herreekening te vergeefs en ǁ vrugteloos heeft doen afloopen, en uijt naam ǁ van gemelde Johannes en Anna Maria van ǁ Breugel gedeclareerd, zig alleenlijk aan de ǁ voorszeide acte van liquidatie te zullen ǁ houden, dat dan ook vervolgens de meergemelde ǁ Johannes en Anna Maria van Breugel ǁ hebben kunnen goedvinden, den suppliant ǁ in regten te betrekken voor den gerechte ǁ van Baarle Nassau en aldaar van den ǁ suppliant uijt hoofde quasi van desselfs ǁ meergemelde administratie te vorderen ǁ de voorgemelde somme van sestig gulden ǁ sestien stuijvers emploijerende de gemelde ǁ Johannes en Anna Maria van Breugel ǁ ten dien eijnde tegens den suppliant de ǁ meergemelde acte van liquidatie, door ǁ den suppliant benevens hunlieden op ǁ den 19 november 1777 voor gemelde ǁ notaris Bakx en getuijgen tot Baarle ǁ Hertog gepasseerd en onderteekent, dan dat ǁ hij suppliant vertrouwde dat hem de gemelde ǁ preetense acte van liquidatie niet behoord ǁ te obsteeren, immers tegen het passeeren ǁ en onderteekenen der gemelde acte ǁ relevabel te zijn, ǁ En gemerkt de suppliant buijten staat is ǁ de ten dezen gerequireerde kosten te supporteeren ǁ als blijkende was bij extract uijt de rolle ǁ van de hoofd en leenbanke s'lands en ressorte ǁ van Breda aan ons vertoond, so keerde ǁ den suppliant hem aan ons in den gemelde ǁ Rade en Leenhove (zo hij zeijde) versoekende ǁ onze provisie van requeste civile pro ǁ deo addresseerende aan uw lieden in ǁ dezen dienende. Waaromme soo ist ǁ dat wij dezen aangezien uw ontbieden ende beveelen (daar toe committeerende bij ǁ deezen) dat gij ten versoeke van den ǁ voornoemde suppliant, denzelven admitteert ǁ en ontfangt, en dewelke wij verstaan ǁ bij uw lieden geadmitteert en ontfangen te ǁ ǁmoeten werden, omme te doen sodanigen ǁ verzoek als hij te raden werden zal, ten ǁ eijnde hij (voor zo veel des noods) werde ǁ gereleveert en in integrum gerestitueert ǁ van het aangaan teekenen en passeeren ǁ der meergemelde acte van liquidatie van ǁ dato 19 november 1777 als ook jegens ǁ de overgifte omme zig in den inhoude ǁ van dien vrijwilliglijk te doen en laten ǁ condemneeren, daar inne vervat met alle ǁ derzelver gevolgen en aankleeven van dien, ǁ mitsgaders van alle homologatien acquiesceǁmenten en verzuijmenissen die daar ǁ omtrent eenigsints door de suppliant tam ǁ comittendo, quam committendo mogte zijn ǁ gepleegt, en hij suppliant mits dien gesteld ǁ in dien staat als hij voor dato van het ǁ passeeren en tekenen der meer voorszeide acte ǁ van liquidatie is geweest, daar jegens ǁ bij partij of desselfs procureur te antwoorden ǁ het contrarie te sustineeren en in der ǁ sake en materie van relief voort te ǁ procedeeren als na behoren, uw lieden ǁ voorts ontbiedende (daar toe committeerende ǁ bij dezen) dat uw lieden partijen gehoord ǁ goet, kort en onvertogen regt doen en ǁ expeditie van justitie, en ingevalle ǁ uw lieden de zake tot relivement op het ǁ geene voorszeid is bevind gedisponeert ǁ in dien gevalle hebben wij den suppliant ǁ van t'geene voorszeid is, gereleveert en ǁ releveeren hem uijt sonderlinge gratie ǁ bij dezen, ende geadmitteert als boven, ǁ Gegeeven in 's-Gravenhage onder den ǁ zegel van den gemelde Rade en Leenhove ǁ hier aan doen hangen dezen vijfden meij ǁ XVIIC tachtig. ǁ Bij de voorszeide eerste preesideerende ǁ ende andere raden ǁ L. v. Spaan ǁ Edele Aghtbaere Heeren ǁ Mijn heeren wethouderen der heerlijckheidt Baarle ǁ Nassau etcetera etcetera ǁ tot ǁ Baarle Nassau ǁ
In margine (fol. 3):
Requeste civil ǁ
met committmus ǁ aan den gerechte ǁ der heerlijkheid, ǁ Baarle Nassauw ǁ C.B. ten Dall ǁ
procureur ǁ