Hilvarenbeek

Wij Drossaert, Schepenen geswoorens, beede ende commersetters mitsgaders ǁ kerck ende Heilige Geestmeesteren, alle representerende het gemeijne corpus van ǁ Hilvarenbeecq, dese onderteeckent hebbende, bekennen ende lijden mits desen [***] ǁ ende deughdelijck schuldigh te wesen aen ende tot behoeff van Lijsken Jan ǁ Aerts eene somme van drie hondert carolus guldens ten prijse van twintigh ǁ stuijvers het stuck, procederende van goeden geleende gelde, bij ons onderteeckende ǁ geduerende het onderhout der voorseijde penningen, de voorn. creditrice daer ǁ van jaerlijcx te gelden intresse tegens vier gulden thien stuijvers per cent ǁ los ende vrij gelt van alle lasten etcetera, eerstmael op den negenden april ǁ 1693 te verschijnen ende daer inne jaerlijcx te continueren totte effecǁtuele voldoeninge toe ende soo wanneer de voorn. creditrice sal belieǁven haere penningen voors. wederom te hebben ofte wel dat de regeerders ǁ van Hilvarenbeecq mochten goet vinden de selve eerder aff te legǁgen dan die mochten werden geeijscht dat parthijen sulcx malǁcanderen drie maenden voor den verschijndagh sullen moeten ǁ opseggen voor de voldoeninge van de voorgemelte somme van drie ǁ hondert carolus guldens, mette verloopen van dien, wij ondergeteeckende regeerǁders van Hilvarenbeecq, ieder een voor all, als principael schuldeǁnaer hebben verbonden onse respective persoonen ende goederen ǁ hebbende, ende vercrijgende ende verder het gemeijne corpus ǁ van Hilvarenbeecq onder voluntare condemnatie pro ut in forǁma, sonder argh ofte list. Aldus gedaen ende gepasseert int jaer ǁ ons heeren een duijsent ses hondert twee ent negenthigh, op den tweeden ǁ dagh der maent junij hebbende verders tot getuijgenis van dien ǁ onsen gemeijnen schependoms zegel hier onder aengehangen onder ǁ de expeditie ende signatuere des secretaris

In de marge:

H van der Meth

Dorsale aantekening:
Rente brieff van 300 gulden capitaal ǁ ten laste vant corpus van ǁ Hilvarenbeecq ǁ tot behoeff van Lijsken Jan Aerts ǁ In dato 2en juny 1692 ǁ Ik ondergeschrevene bekennen dat de regenten van Hilvarenbeek ǁ aan mijnen handen hebben betaeldt de somme van ǁ drie hondert gulden tot voldoeninge van het nevenǁstaende capitael staende ten lasten van 't voors. ǁ corpus, bij het selve opgenomen van Lijsken Jan Aerts ǁ volgens obligatie van dato den 2e juni 1692 ten comptoire ǁ der Beede geregiesteert en geteekent No. 88. Consenteerende diens ǁ volgens in de cassatie van deselve obligatie ten prothocolle, actum den ǁ 26e maart 1751 en was onderteekent. Dit is 't hantmerk van ǁ Cornelis Jan van Laerhoven verklaert niet te konnen schrijven. ǁ Testis C v. Heusden ǁ Quod attestor ǁ J.M.Berghman visa ǁ 1751