Overslaan en naar de inhoud gaan
Documentnummer 1428-508, laatst bijgewerkt op 3 april 2023, periode 1649

27 december 1649

Vindplaats van het origineel

Regionaal Archief Tilburg, toegangsnummer 1428, Charterverzameling Tilburg (en Goirle, Berkel-Enschot en Udenhout), inv.nr. 508

Samenvatting oorkondetekst

Akte van belening door Arent Vijch, heer van Zoelen en Swanenborch, leenheer van de heerlijkheid met den Alden Haech, aan Jan Otten van Rijswijck van de tiende, genaamd het mussenthientgen, te Veen.

Transcriptie

Arent Vijch heer tot Zoelen ende tot Swanenborch amptman rijchter ende dijckgraeff inde Nederbetuwe Thiel ende Santwijck leenheer ǁ des huijs heerlijckheijt met den Alden Haech tot Zoelen doe cont dat ick in tegenwoordicheijt mijnder beleende mannen nae ǁ benoemt verleyt ende beleent hebbe verleije ende beleene mits desen Jan Otten van Rijswijck seeckere thient gelegen onder den gerechte van ǁ een genaemt het mussenthientgen soo het tselve in sijn groote bestaende in bou hop als andere landerijen ende oude gerechticheden ǁ aldaer gelegen is ende voor desen in anno 1559 den 13 april door Jan van Rijswijck Ottensen vanden Edele huijse voors. te leen ontfangen heeft ǁ ende is daer op dat deses bekent is ten oosten ende suijdelijck de banne van Wijck weestelijck den Eng Verweijden ende Gansacker deen thijnden den ǁ anderen ten noorden de groote Mase naest gelegen ofte wije met recht naest geerft mogen sijn den voorn. Jan Otten van Rijswijck ǁ te houden ende te besitten van mijn leenheer ende mijne naecomelingen besitters des huijs ende heerlijcheijt met den Alden Haech ǁ tot Zoelen hij ende sijne naecomlingen ten Sutphensen rechten te verhergewaden met een pont goets gelts ende den schrijver sijn recht ǁ soo dijckwis ende menichmael als dat verschijnt ende ledich wert ende heeft den meer genoemden Jan Otten van Rijswijck nae dat ick ǁ leenheer tversuijm hebben geremitteert hult ende Eet van trouwen gedaen ende belooffde voorts alles te doen dat een getrou leen ǁ man sijn leenheer schuldich is ende was te doen beheltelijck mijn leenheer ende ider sijns goede rechten sonder arch ofte ǁ list doe dit geschiede waeren hier over ende aen mijne beleende mannen den wel Edele gebooren geest Joost Vijch ǁ heer tot Alblasserdam commanduer des Duijtschen Oorden tot Leijden ende Catwijck op Rijn ende Bernt Kock Scholtus ǁ der heerlijckheijt Soelen ende Avesaten majoor in Nederbetuwe des toorconden hebbe ick leenheer mijn segel ǁ aen desen brijeff doen hangen geschiet den XXVII desembris anno sesthienhondert negenendeveertich.

J. Groener secretaris ǁ 1671

 

Dorsale aantekening:

Wij onderges. leenmannen attesteren mits ǁ desen dat wij gecompareert sijn ten huijsse ǁ Jan van Rijswijck sieckelijck van lichamen ǁ te bedde leggende edoch sijn verstandt vijff ǁ sinnen wel machtich ende gebruijckende ǁ begeert heeft gemaeckt bij desen hij testa ǁ tuer, dat dese brieff inhoudende ende dat ǁ muissentient sal erffen sterven op ǁ Merten Jansen sijnen soone ende op ǁ Maeken Jans sijnna dochteren waer ǁ bij de selve [***] ende in ǁ [servitteert] als rechte erffgenamen desen ǁ onderteeckent neffens des testatuer ende ǁ leenmannen op den 23 septembris 1677

 

Jan Otten van ǁ Rijswijck 1677 ǁ Willem Hijmensen ǁ Andries Driel