Overslaan en naar de inhoud gaan
Documentnummer 2649-132, laatst bijgewerkt op 3 april 2023, periode 1704

8 mei 1704

Vindplaats van het origineel

Tilburg, Regionaal Archief Tilburg, toegangsnummer 2649, Charterverzameling Geertruidenberg en Raamsdonk, inv. nr. 132

Samenvatting oorkondetekst

Akte waarbij de Staten van Holland en Westfriesland aan de ingezeten van Geertruidenberg, Raamsdonk en Waspik, die landerijen in Raamsdonk hebben, vrijstelling verlenen van betaling van verpondingen, vanwege inundatie, en van betaling van oorlogskosten.

Transcriptie

De staten van Hollandt, ende Westvrieslandt ǁ doen te weten, alsoo ons vertoont is bij schout en schepenen van Raemsdonck neffens de ingesetenen van Geertruijdenbergh, Raemsdonck, Waspic, ǁ dewelcke landerijen onder de voorn. heerlijckheijt van Raemsdonck hebben leggen, dat wij in den jare 1701 voor den dienst van den lande, ende tot weringe vande ǁ  vijand hadden goetgevonden een waterlinie op die plaets te ordonneren, waer door alle der supplianten landerijen waren, en bleven geinundeert, ende de supplianten ǁ  versteken van die vruchten, en incomsten, die sij daer van gewoon waren te trecken, hebbende daeren boven al hun vee bij gebreck van voeragie voor niet oft ǁ luttel moeten weghgeven, welck ongeluck de supplianten getroost waren, in opsichte dat dese hare ramp sterckte tot defentie van het vaderlandt, maer alsoo de ǁ supplianten bovendien noch wierden geexecuteert, omme de ordinairis en extraordinairis verpondingen van de voors. onder water leggende landen voor de jaren 1701 en 1702 ǁ te betalen, dewelcke int geheel voor die 2 jaren bedroegen de somme van f 2618-6-, ende dat ten opsichte van het dorp van Raemsdonck selfs, het welck boven ǁ desselfs geinundeerde landen, voor de voors. twee jaren ordinairis en extraordinairis verpondingen soude moeten opbrengen een somme van F 5446-2-5 alle jaren merckelijck ǁ sommen moesten werden betaelt, en opgebracht soo ten aensien van den vijand, aen wie t voors. dorp jaerlijcx voor contributien moest betalen 1200 guldens boven en ǁ behalven de inquartieringen, de marches, en contra marches van de kleijne troepen van desen stadt, die telckens, oft en aen marcheerden, en sich om haer kleijn getal ǁ niet buijten de linien derfden begeven, alsmede dat het selve dorp merckelijcke costen van reparatien, onderhouden van dijcken, en sluijsen, schoolhuijs, tracte ǁ mentarissen, en andere onvermijdelijcke lasten moest dragen die de voors. f 5446-2-5 excedeerden, soo vonden sich de supplianten in de uijtterste perplexiteijt, als hare ǁ totale ruine tegemoet siende, en haer selven onmachtigh bevindende de voors. lasten aen den lande te connen voldoen, ende alsoo de supplianten verhoopten, dat ǁ het onse intentie niet en soude sijn, de supplianten (die altoos als getrouwe onderdanen van den stadt vrijwilligh, en bereijt waren geweest, de lasten van hare voors. ǁ dorp en landen te betalen, en sijlieden daerin geerne souden continueren, soo haest deselve landen wederom bruijckbaer, ende vijanden van haer souden geweecken ǁ sijn twelck sijlieden hertgrondigh wenschten, dat bij continuatie van segeningen vande wapenen van desen stadt in corte mochten geschieden) met de uijtterste ǁ afflixie te bejegenen, oft hare voors. plaets, en landen voor de voors. lasten te doen executeren, maer ter contrarie, dat wij de supplianten in desen hare swarigheden ǁ wel souden willen subleveren, soo keerden sij supplianten haer tot ons biddende dat het onse geliefte mochte sijn, de voors. twee jaren verpondingen van het voors. ǁ dorp monterende f 5446-2-5. alsmede vande voors. geinundeerde landerijen ter somme van f 2618-6-. gratieuselijck te remitteren, ende voorts te verstaen, dat soo ǁ langh de voors. landerijen, geinundeert en onbruijckbaer, en het voors. dorp de voors. contributien, en andere oorloghsinquartieringen, en lasten souden blijven ǁ betalen, deselven gevrijd souden sijn, van de voors. ordinairis en extraordinairis lasten van onsen voors. lande, ende noch vijff jaren nae dat de voors. landen droogh geworden souden ǁ sijn, soo ist, dat wij de saecke ent voors. versoeck overgemerckt hebbende, ende genegen wesende ter beede vanden supplianten naer ingenomene consideratien en advis ǁ van onse gecommitteerde raden uijt onse rechte wetenschap, souvraine maght, ende authoriteijt aenden voors. supplianten hebben verleent ende verlenen aenden selven bij desen ǁ remissie vanden voors. ordinairis ende extraordinairis verpondingen, beginnende met de voors. jare 1701, en noch vier jaren naer dat de voors. lande droogh geworden sullen sijn ǁ ter somme van veertien hondert eene gulden seventien stuijvers, vier penningen sijnde het ordinairis ende noch gelijcke somme van ider extraordinairis verponding maer indien onder het ǁ voors. ambacht landen gehorende soude mogen sijn, die buijten gelegen ende bij gevolge de schade, die de binnen gelegene door inundatie toegebracht is, niet ǁ subject sijn geweest dat de voors. remissie over deselve buijten gelegene landen, geen plaets sal hebben, maer dat de voors. ordinairis ende extraordinairis verpondingen, als ǁ van outs daervan betaelt sullen moeten werden lastende een ijgelijck die het aengaen magh, sich daernae te reguleren, gedaen in den Hage onder onsen groten ǁ zegele hieronder aen doen hangen den achtsten meij int jaer onses heer en salighmakers seventienhondert vierǁ A. Heinsius ǁ Ter ordonnantie vande ǁ staten ǁ Simon van Beaumont ǁ

in margine:

Bijlen

 

Dorsale aantekening:

Vrijdom of remissie van ordinairis en extraordinairis verponding ǁ van 1701 tot nog vier jaren na dat het land droog zal zijn.ǁ Nr. 4 ǁ Octroij van remissie wegens de inundatie des waterlienie 1701