Overslaan en naar de inhoud gaan
Documentnummer 1428-482, laatst bijgewerkt op 3 april 2023, periode 1668

13 april 1668

Vindplaats van het origineel

Regionaal Archief Tilburg, toegangsnummer 1428, Charterverzameling Tilburg (en Goirle, Berkel-Enschot en Udenhout), inv.nr. 482

Samenvatting oorkondetekst

Uitspraak van de Raad van Brabant in een proces tussen Sebastiaen Corstiaen Geldens, weduwnaar van Maeijken Hermans van Heijst, en Hendrik en Mathijs Hermans van Heijst zijn zwagers, over de betaling van 190 gulden.

Transcriptie

D'Eerste Presiderende ende andere Raden van Brabant, ǁ Onze lieve ende beminde die vanden gerichte van Tilburgh, Saluijt, wij hebben ontfangen de supplicatie ǁ van Sebastiaen Corstiaen Geldens, naergelaten weduwenaer van wijlen Maeijken Hermans van Heijst out ontrent ǁ 75 jaren woonende tot Tilburgh, innehoudende hoe dat den suppliant geenige goederen mette gemelte sijne huijsvrouwe ǁ heeft gehadt, beseten oft gepossideert, daerinne hare vrienden volgens costume der heerlijckheijt Tilburgh eenich recht sijn ǁ competerende, des niettegenstaende gebeurt is, dat Hendrick ende Mathijs Hermans van Heijst sijne gemelte huijsvrouwe ǁ broeders nu ontrent thien manden geleden ende even naer haer overlijden, hem suppliant in sijn huijs hebben overvallen ǁ deselve in sijn oude dagen abusivelijck wijs maeckende, ende indiccerende, dat haer in sijne weijnige goederen ende ǁ sobre levensmiddelkens, die hij mochte hebben, uijtten hoofde, ende als erfgenaem van hare voorz. suster, sijns ǁ suppliants huijsvrouwe, groote actie waren gebooren, ende geadvolveert deselve oversulckx sinisterlijck ende met ǁ notoire dreijgementen dwingende ende disponerende met haer aen te gaen seecker mondelingh accoort, daer bij den ǁ suppliant soude belooft hebben aen haer te betalen een somme van hondert ende negentigh gulden eens, hebben deselve den ǁ suppliant daer over in rechten geconvenieert voor wethouderen van Tilburgh, ende aldaer geconcludeert tot betalinge ǁ vande voorz. somme van 190 gulden breder volgens de aenspraecke daer van sijnde, ende den suppliant beduchtende is dat ǁ de voorz. pretense belofte hem in sijn goet recht eenichsints soude connen ofte mogen obsteren, soo keerden den suppliant hem ǁ aen ons inden voorz. Raede ( soo hij seijde ) versoeckende onse provisie van relief addresserende aen u Lieden in desen ǁ dienende, waeromme soo ist, dat wij desen aengesien u ontbieden ende bevelen ( daertoe committerende bij desen, dat ghij ǁ partijen ofte denselver procureurs voor u Lieden in rechten geroepen ofte present sijnde, ghij den suppliant admittert ende ontfanght ǁ ende den welcken wij verstaen bij u Lieden geadmitteert ende ontfangen te moeten worden omme aldaer te doen soodanigen ǁ versoeck als hij te raede vinden sal, ten eijnde hij werde gereleveert van de voorz. mondelinge gedaene gelofte, ende gestelt ǁ in soodanige state als hij was voor date van dien, daer op bij partijen ofte desselfs procureur t' antwoorden de contrarie te sustineren ǁ ende inder sake voorts te procederen soo behooren sal, u Lieden) voorts ontbiedende daertoe committerende bij desen, dat ghij ǁ partijen, die inde voorz. sake gehoort, goet, cort onvertogen recht doet, ende expeditie van Justitie. Ende indien ghij ǁ de sake daertoe ende tot relivement opt gene voorz. is bevint gedisponeert indien gevalle hebben wij den suppliant van nu voor als ǁ dan vant geene voorz. is gereleveert ende releveren uijt sonderlinge gratie bij desen ende voorts geadmitteert als boven ǁ want wij bevonden hebben t'selve alsoo te behooren. Gegeven in s Gravenhage, onder den zegel vanden voorz. ǁ Raede hier aen doen hangen, den dertichsten April, sesthien hondert achtentsestich.

 

Bij d'voorz. Eerste presiderende ende andere Raeden ǁ Molengraeff procureur ǁ H vander Haer ǁ 1668

 

Linkermarge:

Relieff ǁ met ǁ Committimus

 

Dorsale aantekening:

Geexhibeert in judicio den ǁ 5 junij 1668