Raamsdonk

Wij Simon van Son Schout, Jan van Loon, en Johannis Dorrenboom, Schepenen en Heemraden der ǁ Ambagts Heerlijckheijt van Raemsdonck, oirconde en kennen dat gekomen en gecompareert is, Adriaen en Antonija ǁ Cornelisse de Bot, de welcke verclaren vercocht te hebben, en als nu met een vrije gifte over te geven als regt is ǁ aen de heer Simon van Son, ende sulcx ten behoeve van den Heijligen Geest Armen van Raemsdonck, twee derde ǁ paerten, In een Stuck lant, gelegen Zoo in, als buijten den West polder alhier bedeelt op den westen kant en ǁ den voorz. Armen met haer een derde paert op den oosten kant, komende ten Oosten vant geheele lant Bastiaen ǁ Stevens. west Adriaen Peeter Koninck, Streckt uijtten Zuijden op de oostekant ter breete van aght ǁ voeten van S'Heeren Straet aff, en ten weste nevens de voorz. Agt voeten van de te graven Sloot van des ǁ vercopers erve dat elff roeden lang blijft, over de Straet, noortwaerts op ter halver donga toe, zijnde ǁ los en vrij, behalven S'Heeren Chijns, en dorps lasten tot tien penningen Jaerlijcx in Ider Bede, en voorts ǁ met Sodanige Wegen, Stegen, Laije, en Schauwen, als het zelve lant hebbende, ofte Subject Zijnde [be]ǁlovende de Transportanten Ondert Verbant als naer regten, het voors. getransporteerde Lant ǁ altoos tot heden toe te Vrijen en waren van allen verholen Commer, Calaingie, ende Aentael als [naer]ǁmaels bevonden mochte werden daer op te Staen, Actum desen negende junij XV^C agtentwintig, ǁ In teecken der waerheijt hebben de voors. Schepenen en heemraden dese met het dorps Zegel laeten ǁ bezegele en bekrachtigen onder uijt hangende, ǁ In kennisse van mij ǁ A. Hoevenaer ǁ Substituut Secretaris ǁ de kooppenningen zijn groot vierhondert ǁ dartig gulden den XL penninq voor de helft ǁ (alsoo den Armen voor de helft Exemtis) bedraegt f 5-7-8 ǁ en 10^e verhoginge bedraegtf 0-10-12 ǁ ----------Solvit XL penninq f f 5-18-4 ǁ

in dorso:

Giftbrieff Numero 1 ǁ voor ǁ Den Armen van Raemsdonck ǁ 1728 ǁ