Geertruidenberg

Wij Cornelis van der Hult en Dirk Ruijssenaers scheepenen der ǁ stad Geertruijdenberg, oirconde en kennen dat voor ons gekoomen en gecompareerd is ǁ Johannis Snellen meester Knoopmaaker woonende binnen deeze stad, dewelke verklaarde ǁ verkogt te hebben en alsnu met vrijer giffte over te geeven, aan en ten behoeven van Adrianus de ǁ Bruijn marktschipper van deeze stad op s' Hage et vice versa en compareerde teevens den Proǁcureur Johan Cop die voor gemelde de Bruijn in koop verklaarde te accepteeren, een perceel zaaijǁland, groot volgens 't quohier der verponding zeeven honderd en vijfftig roeden, geleegen in den ǁ Brand onder deeze stad, belend ten oosten Bastiaan Sweep ten westen …. ǁ en dat met zodanige vrijdommen, actien en servituijten, zoo active als passive als 't zelve land hebǁende en subject is, volgens de oude brieven en bescheijden daar van zijnde, bekennende den verkooper ǁ de koop en overgiffte deezes te zijn, de zomma van neegen honderd guldens, en daar van voldaan te ǁ wezen zoo door 't passeeren van een manuale obligatie groot zes honderd guldens ten zijne behoeve ǁ als met drie honderd guldens contant geld, geloovende overzulks voornoemd verkogte te zullen vrijen ǁ en waare, jaar en dag na deezer steede vierschaar zegt, is vrij van renten, preeter s' Heeren cijns. ǁ 't Oirconde hebben wij scheepenen voornoemd deeze met onze gewoone zeegels bezeegelt en is bij den ǁ secretaris deezer steede geteekend den 21^e september 1790 ǁ J.H. Verkouteren. ǁ

In margine:

J Cop ǁ Solvit 40^e penning ǁ en X^e verhooging ǁ

In dorso:

No 2 ǁ vestbrieff ǁ voor ǁ Adrianus de Bruijn ǁ in dato 21 September ǁ 1790 ǁ